Hoofdlijnen

Hoofdlijnen

Hoofdlijnen

Het moment waarop deze voorjaarsnota is opgesteld kenmerkt zich door onzekerheid. Onzekerheid over de (lange termijn) gevolgen van de coronacrisis is de stad, onzekerheid over de financiële bijdragen die wij van het Rijk mogen verwachten (bijvoorbeeld voor jeugd, Wmo, omgevingswet) en over de keuzes die het nieuwe kabinet gaat maken. Het geeft ons weinig mogelijkheden of keuzeruimte. Het college ziet deze voorjaarsnota dan ook als tussenstand in opmaat naar de begroting 2022.

Wij verwachten bij de begroting meer duidelijkheid te hebben over de herijking van het gemeentefonds en de uitkomsten van de arbitrage die momenteel tussen gemeenten en Rijk loopt over de budgetten voor jeugdhulp. Ook zal dan de meicirculaire gemeentefonds bekend zijn. Dit zal leiden tot een nieuwe financiële situatie, waarbij opnieuw keuzes zullen voorliggen.

Tot die tijd zoeken wij de balans tussen de onzekerheid in de financiële middelen van het Rijk en het risico dat bezuinigingen leiden tot afbraak van Zaanse (basis)voorzieningen. Dit heeft in deze voorjaarsnota geleid tot een vooralsnog niet sluitende meerjarenbegroting. Uiteraard blijft het onze ambitie om in september wel een sluitende begroting 2022 aan de gemeenteraad te presenteren.

Corona heeft impact op de stad en op de organisatie
Corona drukt al meer dan een jaar een stevige stempel op de wereld, het land en in onze stad. Alle analyses wijzen erop dat de crisis grote impact heeft op de inwoners van Zaanstad. Dat uit zich bijvoorbeeld in een toename van eenzaamheid. Door de maatregelen is een groot deel van het sociale bestaan van jongeren weggevallen, terwijl het opdoen van sociale contacten in hun levensfase zo belangrijk is. Zij werken ook vaker in flexibele banen en in sectoren die het hardst zijn getroffen door de coronacrisis, zoals de evenementenbranche en in de horeca. Uit alle onderzoeken wordt duidelijk dat de inwoners die het al moeilijk hadden nóg kwetsbaarder zijn geworden. Het bevorderen van kansengelijkheid in de stad blijft daardoor een van de belangrijkste opgaven voor de komende jaren.

Ook ondernemers en instellingen zijn en worden nog altijd hard getroffen door corona. Sommige sectoren zoals de horeca en de cultuursector zijn in acute problemen terecht gekomen. Voor andere sectoren kunnen de gevolgen later nog zichtbaar worden. En natuurlijk zijn er ook een aantal positieve uitschieters, zoals de supermarktketens. Via de inzet vanuit de Vitale stad en de middelen die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt proberen we het grootste leed te dempen en de stad en de inwoners perspectief te bieden.

Veel mensen werken al een jaar thuis. Dat geldt voor de handel, zakelijke dienstverlening, onderwijs – en andere instellingen, maar ook voor onze eigen organisatie. De werkdruk wordt als hoog ervaren. Afstemming gaat moeizamer, digitaal werken vraagt veel energie en de combinatie met thuisonderwijs of klein behuisd zijn heeft in sommige gevallen een negatief effect op de vitaliteit van onze medewerkers. Het college is zich bewust van deze situatie. Het vraagt van ons prioriteit te geven aan de zaken die het meest van belang zijn voor de stad en waakzaam te zijn op zaken die de werkdruk nog meer verhogen.

Wij verwachten dat de impact van corona ook de komende jaren van invloed zal zijn op onze keuzes.

Financiële onzekerheid is groot
De huidige financiële onzekerheid is groter dan normaal. Structureel en op meerdere onderwerpen geeft het Rijk ons te weinig geld voor de taken die we moeten uitvoeren. Op verschillende dossiers is overleg met het Rijk gaande over financiële compensaties, herverdeling van middelen of stelselwijzigingen waardoor gemeenten beter op de uitvoering en uitgaven kunnen sturen. Dat speelt onder meer bij de herijking van het gemeentefonds en de roep om de zogeheten opschalingskorting terug te draaien. Daarnaast ook in het maatschappelijk domein, waaronder op de Wmo (abonnementstarief) en de jeugdhulp. Breder is er onzekerheid bij de duurzaamheidsopgave en de invoering van de omgevingswet waarop beide artikel 2* onderzoeken plaatsvinden naar de omvang van de bedragen die gemeenten hiervoor van het Rijk zouden moeten ontvangen voor de uitvoering van deze opgaven. Financiële onzekerheid is geen Zaans probleem. Het treft vrijwel alle gemeenten.

 * Artikel 2 onderzoek verwijst naar artikel 2 van de Financiële Verhoudingswet waarin is bepaald dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies of gemeenten, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen omkleed en met kwantitatieve gegevens gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies of gemeenten zijn. Tevens dient het Rijk aan te gegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies of gemeenten kunnen worden opgevangen.

Realisatie coalitieakkoord goed op weg, maar geen ruimte voor nieuwe investeringen
Ondanks de beperkingen van corona en de maatregelen die we hebben moeten nemen om de stad vitaal te houden, hebben we veel van ons coalitieakkoord kunnen realiseren. Dat hebben we kunnen doen met hulp van en in nauwe samenwerking met onze partners. Mooie voorbeelden (zie ook de jaarrekening 2020) zijn onder meer: de steun van de MRA en het Rijk voor woningbouwimpuls en in de toekomst waarschijnlijk ook bijdragen voor het verbeteren van de woningvoorraad in Zaandam Oost. Daarnaast het klimaatakkoord dat in de stijgers staat en de start van het stedelijk jeugdteam waardoor de samenwerking met het onderwijs en de Sociaal Wijkteams sterk is verbeterd. Een ander mooi voorbeeld is PACT Poelenburg/Peldersveld. Hierin werkt een groot aantal partners in de stad samen om de kansen voor inwoners van Poelenburg en Peldersveld te vergroten. Wanneer het Pact succesvol is, biedt dit een goede basis om straks met hulp van het nieuwe kabinet, de inzet te verbreden naar andere wijken die dat hard nodig hebben.

Tenslotte is gebleken dat het loont om te investeren in werk voor mensen in de bijstand. We hebben steeds meer mensen in beeld, zodat we beter in staat zijn een passend traject aan te bieden. Het voordeel dat we in 2021 verwachten op de BUIG middelen nemen we mee naar 2022, zodat we € 0,9 miljoen extra beschikbaar hebben voor het continueren van onze huidige participatieaanpak.

We komen de bestaande afspraken in het coalitieakkoord zo goed mogelijk na. Daarbij sturen we nu vooral op de vier prioriteiten uit de begroting 2021: Jeugd, Duurzaamheid, Participatie en Poelenburg. Maar de financiële situatie heeft een onmiskenbaar remmende werking. Financiële middelen voor extra investeringen zijn er niet. Dat geldt bijvoorbeeld voor de handhaving van genomen besluiten, zoals het voorkomen van woningsplitsing. We kunnen voorlopig ook niet participeren in de ROM-MRA, een regionale investeringssamenwerking om duurzame en innovatieve investeringen in de regio te versterken. Ook kiezen we er nu niet voor om een opvang in het Veldpark te organiseren, daarvoor ligt een aanvraag bij het Rijk. Wel continueren we de ambulante inzet van maatschappelijk werk in het park. Voor het inlopen van de achterstanden in het onderhoud van de openbare ruimte maken we een plan van aanpak, zoals de raad bij de begroting 2021 heeft gevraagd. Voor dat plan maken we momenteel een schouw van de huidige situatie in de stad. Dat is eind dit jaar afgerond. De volgende stap is het opstellen van scenario’s om de achterstand in te lopen. Deze worden ter zijnetijd met de raad besproken.

Het afgelopen jaar zijn ook diverse moties door de raad aangenomen. Het college was hier graag mee aan de slag gegaan. Wij denken dan bijvoorbeeld aan het verlagen van de leges grafrechten, het bio divers maaibeleid en de extra toiletten in de openbare ruimte. Ook hiervoor zien wij echter op dit moment geen financiële mogelijkheden.

De stad groeit en biedt kansen
De komende jaren staan in het teken van de groei van de stad. Er zitten de komend tien jaar ruim 7.800 woningen in de pijplijn in het kader van de Woningbouwimpuls. Voor de groei van de stad zijn middelen beschikbaar voor woningbouw, zoals de rijksmiddelen voor de bouwimpuls en ons eigen Transformatiefonds. De afspraak is dat de verstedelijkingsopgave kwaliteit moet toevoegen. De groei van de stad moet gepaard gaan met een evenredige groei van de maatschappelijke voorzieningen, de dienstverlening aan de burgers en het beheer van de openbare ruimte. Via ons maatschappelijke voorzieningenmodel krijgen we steeds beter zicht op welke voorzieningen nodig in onze groei-wijken. Een uitdaging daarbij is dat we voldoende middelen reserveren voor deze voorzieningen. De verstedelijking vraagt van ons ook om een evenredige groei van de dienstverlening en het beheer van de openbare ruimte en sportaccommodaties. Het Investeringsfonds bevat op dit moment geen ruimte meer om deze investeringen mee te betalen. We zullen dus op zoek moeten naar aanvullende dotaties aan het fonds of andere dekkingsbronnen. Hier ligt een opgave voor de komende jaren.

Nog dit jaar zullen wij de evaluatie naar de werking van het Transformatiefonds uitvoeren. Wij willen onderzoeken of het fonds nu effectief wordt ingezet, maar ook of er mogelijkheden zijn om de effectiviteit verder te vergroten. We doen dat in het licht van de gewijzigde (financiële) situatie. Er is in de vijf jaar dat het fonds nu bestaat veel veranderd. De grote bouwprojecten die nodig zijn voor de schaalsprong worden steeds concreter en de aanpak die daarvoor nodig is ook. Het Rijk draagt substantieel bij met de toekenning van de bouwimpulsgelden, maar het Rijk vraagt daarbij ook een forse inzet en bijdrage van Zaanstad zelf. Nog voor de zomer willen we hier het gesprek met de raad verder over voeren.

Ook in de toekomst zullen we keuzes moeten maken om die evenwichtige groei mogelijk te maken. Niet alles kan tegelijk en we moeten onze ambities voortdurend afstemmen op de uitvoerbaarheid.

De basisvoorzieningen blijven intact; geen sluitende begroting
Tegen de beschreven onzekere financiële achtergrond hebben wij gezocht naar een evenwichtige balans. Het lijkt netjes om een financieel sluitende begroting te presenteren. Als dat echter tot gevolg heeft dat we moeten snijden in onze maatschappelijke basisvoorzieningen, zoals het sluiten van zwembaden, buurthuizen of de bibliotheek, heeft dat een forse negatieve impact op de stad. Daar kiezen wij niet voor. Wij rekenen erop dat het Rijk de komende tijd duidelijkheid geeft over de financiële tegemoetkomingen en dat wij als gemeente in de positie worden gesteld om op een goede manier uitvoering te kunnen geven aan alle taken die van ons worden verwacht.

Helemaal zonder consequenties is deze voorjaarsnota echter niet. Om perspectief te houden op gezonde financiën wordt er wel bijgestuurd. Zo brengen we een deel van de van de Wmo-uitgaven terug door voorzieningen bij te stellen, wordt onderzocht hoe we de gestegen uitgaven aan GGD-taken kunnen opvangen met besparingen binnen de GGD, extra rijksmiddelen of elders in programma 1 en 3 en moeten we onze handhavingscapaciteit nog gerichter inzetten. Wij gaan echter niet over tot ingrepen die wij onverantwoord achten.

De begrotingswijzigingen in deze voorjaarsnota leidt tot het volgende financiële meerjarenbeeld:

Tabel 1 Financieel meerjarenbeeld 2021-2025

Bedragen * € 1.000

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Begroting 2021

     2.875

       -889

           56

    -2.519

         -48

1

Eerder genomen raadsbesluiten

413

2

Gemeentefonds

-173

-272

-849

-1.575

-1.595

3

Loon/prijs bijstellingen

717

997

909

856

866

4

Financieringsvoordeel

-241

-540

-540

-540

-540

5

Actualisatie investeringen

-1.055

-428

-70

-663

-575

6

Vermakelijkheidsretributie

457

457

457

457

7

Wmo

709

1.306

1.309

1.309

1.309

8

Jeugdhulp

4.378

4.828

4.828

4.828

9

Omgevingswet

433

180

10

Overige begrotingsbijstellingen

-1.055

-560

242

211

211

Subtotaal

2.622

4.629

6.342

2.365

4.912

Uitkomsten arbitrage AEF rapport Jeugdzorg

-

-3.690

-3.690

-3.690

-3.690

Totaal (+ = nadeel, - = voordeel)

2.622

939

2.652

-1.325

1.222

Het college houdt er rekening mee dat het Rijk vanaf 2021 extra middelen toekent voor de uitgaven aan jeugdhulp die gemeenten maken. Inmiddels is duidelijk dat het Rijk eenmalig, voor 2021, extra middelen heeft toegezegd ter hoogte van € 613 miljoen. Daarmee verwachten we voldoende te ontvangen om het tekort van € 2,6 miljoen op de kosten jeugdzorg in 2021 te dekken. Over de jaren na 2021 heeft het huidige kabinet nog geen concrete uitspraken gedaan. Gemeenten en Rijk wachten de uitkomsten van de arbitrage af. Vooralsnog houden we rekening met € 3,7 miljoen hogere bijdrage vanaf 2022.

Onder deze aanname is het resultaat dat het tekort in 2021 niet verder oploopt dan bij de vaststelling van de begroting akkoord bevonden. Daarnaast zien we meerjarig een niet sluitende begroting. Zoals eerder aangegeven rekent het college erop dat het Rijk de komende tijd over de brug komt met aanvullende middelen. Zo niet, zal het college bij de begroting 2022 de keuzes aan de raad voorleggen om te komen tot een sluitende begroting 2022.

Naast de bijstelling van de meerjarenbegroting bevat deze voorjaarsnota de bestemming van rekeningresultaat 2020. Het voorstel is het resultaat van € 1,8 miljoen voor een bedrag van € 1,2 miljoen toe te voegen aan de algemene reserve. Hierdoor voldoet de weerstandsratio weer op de minimale ondergrens van 1,4. De overige € 0,6 miljoen behoudt de bestemming waarvoor het in 2020 was toegekend, maar pas in 2021 kan worden uitgegeven.

Prioriteiten bij gunstige financiële ontwikkeling
Hoewel de verwachting is dat er extra middelen beschikbaar komen voor jeugdhulp en ook de herijking van het gemeentefonds gunstig uitpakt voor Zaanstad, blijft het afwachten. Het college wil pas handelen en nieuwe keuzes maken als er meer zekerheid is. Als er daadwerkelijk meer geld beschikbaar komt, zal in elk geval eerst de begroting 2022 sluitend gemaakt worden.

Het college heeft wel gesproken over de potentiele situatie dat er ook daarna nog middelen te verdelen zijn. Wij zien een aantal urgente zaken die we dan met voorrang zouden willen oppakken. Het gaat om (in willekeurige volgorde):

  • Gemeentelijke regie op woonoverlast voor de aanpak van circa 500 complexe casussen per jaar
  • Actualisatie van de woonschepen verordening om de woonschepen problematiek op orde te brengen.
  • Actualisatie van het woonwagenbeleid in relatie tot de woonvisie
  • Verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte door het inlopen van onderhoudsachterstanden
  • Uitvoeringsbudget voor handhaving en toezicht op woningsplitsing en kamergewijze verhuur, zoals vastgelegd in de huisvestingsverordening.
  • Ophoging van de capaciteit voor openbare orde en veiligheid voor onder meer radicalisering en ondermijning, specifiek in het kader van jeugd en veiligheid
  • Voorkomen van verdere druk op de budgetten maatschappelijk domein (Jeugd/Wmo)
  • Deelname aan de ROM-MRA
  • Oppakken van aangenomen moties, zoals over het maaibeleid, het toezicht op jeugdhulp en extra toiletten in de openbare ruimte.
  • Een inloopvoorziening met gebruikersruimte (amendement B )
  • Afschaffen van de hondenbelasting (amendement D )
  • Uitbreiding formatie Handhaving (amendement F )
Deze pagina is gebouwd op 07/05/2021 16:22:12 met de export van 07/05/2021 16:09:26